Dichterskring Alkmaar
 
Petra van Rijn

Petra van Rijn

 




                      Petra van Rijn schrijft de poëzie van het dagelijkse, wat dichtbij, binnen haar blikveld komt. Dat is meer dan je op het eerste gezicht zou denken...
 

Dwaze dichter

Dwaze dichter,
de wereld bloedt,
en jij, jij hebt het over de zon in je straat.
De wereld vergaat,
en jij zingt van feest in je stad.
Hoe kun je zo zingen
als het winter wordt.
Hoe kun je zo zingen
als het donker wordt
en de mensen radeloos
omdat het grote kwaad lijkt te winnen.

Als iedereen zich ingraaft in argumenten
slechts maalt om de doden van het eigen gelijk
– dan wordt het tijd.

Als alle hoofden vervuld zijn van strijd
en fel vechten, iedereen je vijand,
het gehuil van fanatici zich mengt
met het kermen van gewonden
slachtoffers worden daders
daders worden slachtoffers
– dan wordt het tijd.

Iemand moet zingen
over de zon op het spinrag
tussen bladeren die kleuren,
hoe de geur van gisting voelt
voor een dichter die weet
van groter leed
dan het vergaan van de zomer. 

Iemand moet de muziek zien
van klaterende kinderstemmen
schel tussen de huizen in de avond.
Iemand moet horen dat ze er zijn,
en dromen dat ze zullen blijven.

Iemand moet vertellen
dat de sneeuw weer witte stilte is
de vogels zwart tegen de hemel,
als altijd.

Op plaatsen platgetrapt door zware laarzen
waar misschien nooit meer iets groeit
moet iemand zich neuriën
naar de lippen van de liefste.

Iemand moet opnieuw het lied maken
van tere knoppen, aarzelend groen,
weemoedig gezang van een merel,
en iedereen lentekleren aan
als de mensen weer naar buiten gaan
weg van de doembeelden van kerkhoven
en knekelhuizen,
slagvelden dichtbij en veraf,
de close-ups van moordenaars.

Iemand moet blijven zingen
koppig tegen de dode ernst
die elke vreugde wil voorkomen.
Iemand zingt
en weigert
te zwijgen, weigert te denken
naar andermans beeld.

Iemand zingt een vrij vers

 

 

Ik ben alles

Zoals het heelal zich steeds blijft
uitbreiden met wat erbuiten ligt
met alles wat er was voor de oerknal plofte
ben ik alles of zou dat kunnen zijn
gebouwd en gevormd uit dezelfde materie
als rotsen en bomen en de diepe zee
als de poes op de stoel die zoet haar pootjes likt
terwijl het nieuws vertelt
over weer een vluchtelingenboot
gezonken

ik deel het dna van wie verdronk ik deel de
lucht die ik adem hun wolken jaagden
langs dezelfde hemel
hun angst niet te meten
met de mijne

 

Stenen

Kun je houden van stenen? Bakstenen, natuursteen,
hoe ze gestapeld een straat zijn, een huis, een stad.
Je ziet de contouren in de avondzon, nooit dichtbij genoeg
om ze te omhelzen, want zo zijn ze niet, je kunt er
slechts naar staren en weten dat ze je liefde
niet beantwoorden, niet zoals mensen of dieren,
ze beschutten slechts met onbeholpen muren,
maar dat is niet hoe jij ze ziet.
Alleen voor jou is de schuilplaats voor je zachte gedachten
als je ogen de omtrek strelen, zo ken je je stad en je stenen.

Er zijn steden, er waren steden,
waar je lopend heen had gekund.
De stenen werden delen van stenen,
de huizen - steen zonder samenhang.
Kun je houden van stof dat wolkt
boven een leegte die je kende?

 

Wat is waarheid

Wordt elke leugen een waarheid
in de winkel die wereld heet,
een magazijn van meningen
waar iedereen een doos gelijk haalt,
waar wie het hardste schreeuwt
de meeste stem heeft voor het langste eind?

Wie stamelt en wie aarzelt, nog even denken wil
is een weifelaar, een ongemotiveerde twijfelaar.
Wat is waarheid in wantrouwen?
Waaraan hecht je geloof
als idealen een blinde horde zijn
goedheid een gotspe, geloof
een rest van vroeger,
een spel van doortrapte huichelaars
die hun kansen op bijval berekenen?

Wie denkt nog langs lijnen van logica,
waar gelden nog wijze wetten,
wie kun je geloven als je niet kunt weten,
wat kun je weten als je de waarheid wil