Conny Lahnstein
Conny Lahnstein (1960) beeldend kunstenaar, dichter en zanger uit Egmond aan den Hoef, heeft oren op steeltjes en laat zich graag onbevangen inspireren door wat zij hoort en ziet. Menselijke gevoelens en het bijzondere van alledaagse dingen vertolkt ze naar lyrische bewoordingen, beelden of melodieën.
Zie ook de gedichtenblog: connylahnstein.blogspot.com
Gedichtenbundels:
Zonsopgang – 2007 is uitverkocht
Nader belicht – 2021 van kunstenaarsduo Conny Lahnstein en Elbert Gonggrijp
Een samenwerkingsverband waarbij Elbert gedichten heeft geschreven en Conny paperArt werken heeft gemaakt.
Temperament
Hij draait rondjes op zijn vierkante meter, als een volmaakte derwisj, van muur
tot kast tot muur, deur, hij is zijn ouderlijk heimwee naar het thuisland, stampt
de bellen als een orkest aan zijn voeten op het gehavende linoleum, zonder
bedwang dan alleen in een onophoudelijke drang te scheppen
in gracieuze obsessie, als een bezetene, onverstaanbaar prevelend in
een universele taal van emotie en verbondenheid, het zweet aanhoudend
gutst, zichzelf bont en blauw butst tot het besef van zijn eigen beperktheid,
zijn grenzen zijn doorbroken om uiteindelijk zijn innerlijke leraar te vinden,
zijn oneffen pad te vervolgen,
de traditie verlaat
en vervolmaakt
Geïnspireerd door briljant danser en leraar Akram Khan
Zwavelstokjes II
Het zijn de valse honden onder ons die ondanks
oorverdovend verzet, de eigen grijze colonne weten
te indoctrineren met dreigende taal vol loze leuzen,
hun gewaande logica en macht omzetten in slinkse
strategieën om zo hun levende marionetten te misleiden
en vrijwillig het oorlogspad betreden, niet om de vrede,
maar om het dienen, hen te dienen, om te overwinnen, te
zegevieren op wie of wat dan ook, alles plat te branden om
nooit meer te blussen, er geen tijd is om leed te sussen en
ogen te sluiten van de ontelbare doden in de straten, van
onschuldige kinderen, gewone mannen en vrouwen zoals
jij en ik, die tevergeefs hun hand uitstaken, maar hulp uitbleef,
omdat het spel moet worden gespeeld,
desnoods tot voorbij het laatste licht.
Ontmoetingen
Vandaag is hij te moe. Herhaalt het voor de
zekerheid en sluit beleefd zijn deur. Ernaast
reageert ze haar woede af op kasten, terwijl
ze smijt met afkortingen. Taal is haar ding.
Haar aanrecht schreeuwt om een doekje.
Ongevraagde hulp bestraft ze met blauwe
plekken. Ze wil mens zijn, geen cliënt. Pleisters
worden niet meer verstrekt, ook niet stiekem.
Als het tegenzit wuift ze naar de bloemen,
speelt ze Koningin op haar eigen landgoed.
Schildert de hemel blauw, spelt ‘tamponeren’
in de nog natte verf. Later volgen de vlinders.
Ze laat zich steeds vaker duwen, zodat er meer
tijd overblijft. In het park herinnert ze zich hoe
vakantie voelt. Vertelt dat ze ooit geroofd is
en haar moeder kinderloos achterbleef.
Nog net geen tranen bij het afscheid.
Keerzijde
De sleutel omdraaien in het roestige slot,
weifelend de deur, ooit hermetisch gesloten,
te openen tot het kraakt. Het rag omsluiert
haar bij het binnentreden poogt nogmaals
haar het web in te lokken.
Daar het diffuse licht, ooit gedoofd. In
de uitgesleten voettreden de trap op. Ergens
moet het zich bevinden, haar verwaarloosde
jeugd, nagenoeg gestorven aan ontkenning.
Dan de zware gordijnen, sluiers vol stof gevangen
om vooral niet op te laten waaien en geheimen prijs
te geven, haar geheimen,
de ramen te openen
om te vervliegen
en uit te ademen